De melkveehouderij ontwikkelt zich met respect voor dier, omgeving en milieu

Voor de Duurzame Zuivelketen omvat biodiversiteit de diversiteit aan flora en fauna, schone lucht, schoon water en een vruchtbare bodem. Boeren kunnen niet zonder biodiversiteit en biodiversiteit kan niet zonder boeren. Het doel van de Duurzame Zuivelketen is een positieve bijdrage leveren aan behoud van biodiversiteit door verminderen van de negatieve impact en de verhogen van de positieve impact.

Subthema’s

  • Duurzaam veevoer.
  • Produceren binnen milieurandvoorwaarden.
  • Positieve bijdrage leveren aan behoud van biodiversiteit door verminderen van de negatieve impact en verhogen van de positieve impact.

Doelen 2030

Duurzaam veevoer

  • 100% gebruik van verantwoorde soja vanaf 2015 (RTRS of gelijkwaardig)
  • Gebruik van verantwoorde palmpitten in veevoer (RSPO of gelijkwaardig)

Produceren binnen milieurandvoorwaarden

  • Sectorpartijen werken gezamenlijk aan de uitvoering van sectorplannen op het gebied van ammoniak en stikstof. Deze zijn geen onderdeel van de Duurzame Zuivelketen.

Een bijdrage leveren aan behoud van biodiversiteit door de gunstige effecten van melkveehouderij te vergroten en de negatieve gevolgen te verminderen.

  • Met behulp van de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij wordt de impact van melkveehouders op biodiversiteit meetbaar en inzichtelijk gemaakt. Het biedt ook een basis voor het belonen van prestaties van melkveehouders.

Resultaat

Wageningen Economic Research stelt jaarlijks rapportages op om de voortgang rond realisatie van de doelen te monitoren. U vindt de meest actuele resultaten rond ‘Behoud biodiversiteit’ bij de Deelrapportages.

Bekijk de Deelrapportages

Werkwijze

Duurzaam veevoer

Zuivelondernemingen die zijn aangesloten bij de Duurzame Zuivelketen hebben vanaf 1 januari 2015 de GMP+ MI103 met de scope ‘Verantwoord melkveevoeder’ in hun kwaliteitssystemen opgenomen (GMP+, 2019). Veevoerleveranciers die voldoen aan de GMP+ MI103 komen op een witte lijst te staan van bedrijven die mogen leveren aan Nederlandse melkveehouders. In de GMP+ MI103 is als voorwaarde opgenomen dat alle aangekochte soja gecertificeerd moet zijn volgens de RTRS-criteria of gelijkwaardig. Hierbij wordt zowel Segregation, Mass Balance als Book & Claim als model geaccepteerd.

De Duurzame Zuivelketen werkt samen met o.a. IUCN, Solidaridad en locale NGO’s in een pilot waarin wordt gekeken hoe gebiedsgerichte mass balance (of wel Area Mass Balance) zou kunnen werken in een kwetsbaar gebied, de Chaco, in Argentinië.

Produceren binnen milieurandvoorwaarden

  • Ten aanzien van ammoniak voelt de zuivelsector de urgentie en wil zich daarom actief inzetten om met het Ministerie van LNV te werken aan een oplossing voor de ontstane situatie en aan de realisatie van een substantiële reductie van emissie van ammoniak. De sector zal met het Ministerie van LNV een reële aanpak opstellen voor de korte en langere termijn om deze emissiereductie te realiseren.
  • Produceren binnen fosfaat- en stikstofplafond is wettelijk geregeld.
  • De KringloopWijzer geeft de melkveehouder inzicht in zijn milieu- en klimaatprestaties op zijn bedrijf. Het dashboard omvat zes milieu-indicatoren:
    • Stikstofbodemoverschot
    • Ammoniak (kg per GVE en ha)
    • Ammoniak (kg per ha)
    • Broeikasgassen per kg meetmelk
    • Percentage blijvend grasland en
    • Percentage eiwit van eigen land
  • De resultaten van de KringloopWijzer geven melkveehouders meer inzicht in hun bedrijfsvoering waardoor zij beter kunnen sturen op:
    • Gezonde bodem
    • Hogere grasopbrengst en besparing op ruwvoeraankoop
    • Besparingen op kunstmestaankoop en/of mestafvoer
    • Ondernemen met oog voor de toekomst
    • Financieel voordeel door het vergroten van de marge met besparingen of door deel te nemen aan duurzaamheidsprogramma’s van zuivelondernemingen.

Behoud biodiversiteit

De Duurzame Zuivelketen heeft samen met het Wereld Natuur Fonds en de Rabobank de Biodiversiteitsmonitor ontwikkeld. De Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij meet door middel van prestatie-indicatoren de invloed die een individueel melkveebedrijf heeft op de biodiversiteit op het boerenbedrijf en daarbuiten.

7 prestatie-indicatoren

  1. Broeikasgasemissie (CO2-eq per kg meetmelk)
  2. Stikstofbodemoverschot (kg N per ha)
  3. Ammoniakemissie (kg NH3 per ha)
  4. Percentage eiwit van eigen land (% van totaal gevoerd voer)
  5. Percentage blijvend grasland (% van het totale bedrijfsareaal)
  6. Percentage natuur- en landschapsbeheer (% van de totale bedrijfsoppervlakte)
  7. Percentage kruidenrijk grasland (% van de totale bedrijfsoppervlakte)

Met de Biodiversiteitsmonitor kan op een eenduidige wijze de inzet van melkveehouders voor behoud van natuur en landschap op een uniforme manier inzichtelijk worden gemaakt. Naast het meetbaar maken van de invloed op de omgeving (positief en negatief) biedt de monitor concrete bedrijfsmaatregelen die melkveehouders kunnen nemen om de biodiversiteit te verbeteren. Dit zijn bijvoorbeeld maatregelen als het vergroten van het aandeel blijvend grasland in het bouwplan, het doorzaaien van klaver in het grasland en het uitstellen van de eerste maaisnede. Op deze manier biedt de monitor handelingsperspectief voor de melkveehouder.

De monitor maakt het mogelijk individuele prestaties van melkveehouders te belonen, ook door andere partijen dan zuivelondernemingen. Een stapeling van beloningen kan een impuls geven aan biodiversiteit.

Door het streven naar een meer grondgebonden melkveehouderij neemt de behoefte aan veevoedergrondstoffen uit andere delen van de wereld af. Daarmee levert de sector een positieve bijdrage aan behoud van de biodiversiteit elders.

Gerelateerd